
Samen met 196 landen staat Suriname voor een enorme uitdaging als het gaat om de keus tussen sociaal-economische welvaart en groei of gehoor geven aan de steeds luider wordende internationale roep van klimaatadaptatie, ofwel aangepaste maatregelen om de aarde te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hoewel alle landen in het klimaatakkoord van Parijs in 2015 overeenstemming hebben bereikt dat de opwarming van de aarde moet worden verminderd, is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Tekst Wilfred Leeuwin
Beeld CDS/unicef.nl
Elk land heeft zo zijn eigen omstandigheden en belangen. Het cruciale woord in deze grote uitdaging is ‘geld’. De kosten, driehonderd miljard US dollar tot vijfhonderd miljard US dollar per jaar zijn volgens het klimaatprogramma van de Verenigde Naties tien keer hoger dan het nu internationale beschikbare geld.
“Als land proberen wij uit een economische crisis te komen in een periode waarin klimaatverandering de wereld treft”
Minister Marciano Dasai van Ruimtelijke Ordening en Milieu (ROM) is realistisch in zijn opvatting dat het klimaatakkoord draait om de uitvoering en niet wat de landen met elkaar zijn overeengekomen. Ambities en acties. Wat willen partijen en waartoe en in hoeverre zijn zij bereid te gaan. De komende klimaattop – Conference of the Parties, ook wel COP 28 genoemd – die van 30 november tot 12 december in Dubai wordt gehouden noemt de bewindsman dan ook het beslissende decennium voor klimaatactie.
Suriname zal ook participeren. “De onderdelen waarover wij zeker onze stem zullen laten horen, zijn verlies en schade als gevolg van klimaatverandering, de ambitieuze adaptatie plannen, capaciteitsversterking, de transitieperiode die nodig is om de plannen uit te voeren. Maar vooral technologische kennisoverdracht en geld. De twee laatsten zijn namelijk wel degelijk een eerste verantwoordelijkheid van de landen of grote industrieën in Europa, de Verenigde Staten, Azië en Canada, die verantwoordelijk zijn voor de vervuiling ofwel de uitstoot van schadelijke stoffen en gassen die gezorgd hebben voor klimaatverandering.”
Overmatige uitstoot
Net zoals in het Kyoto-protocol van 1992 staat aangegeven dat de vervuiler betaalt, is het Parijs Akkoord in de eerste plaats een afspraak van deze vervuilers om ervoor te zorgen dat de opwarming van de aarde met ten minste 1,5 graden zal moeten afnemen en dat zij hun uitstoot verminderen. Niet grote industriële landen of landen in ontwikkeling die niet verantwoordelijk zijn voor deze uitstoot en klimaatramp, zoals Suriname, hebben het akkoord mede ondertekend tot zelfs geratificeerd en zien zich nu voor grote uitdagingen staan om zich hieraan te houden.
Dasai zei vrijdag in het Jacana Amazon Wellness Resort tijdens ‘Forest and Climate in Suriname’, een voorbereidende workshop naar COP 28 toe, dat de wereld nu ‘op zijn kop’ is, vanwege een overmatige uitstoot van CO2. Terwijl hij op een wereldkaart aangaf welke landen de vervuilers zijn, benadrukte de bewindsman dat menselijke activiteiten die gericht zijn op welvaart en verbetering van levensomstandigheden, hebben geleid tot ernstige milieuproblemen, zoals overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, ontbossing, bodemdegradatie, lucht- en watervervuiling, klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en oceaanverzuring. Deze problemen zorgen voor een ecologische disbalans en hebben nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid en welvaart, waaronder armoede, ziekte en sterfte. “De wereld staat voor de gezamenlijke uitdaging om een balans te vinden tussen sociaal-economische ontwikkeling en duurzaam beheer van de natuurlijke leefomgeving”, zei de minister.
Belofte en verantwoordelijkheid Suriname
Voor Suriname is deze uitdaging, zeker op dit moment, een enorme, vrijwel ernstige ‘verzoeking’. “Als land proberen wij uit een economische crisis te komen in een periode waarin klimaatverandering de wereld treft. Als bevolking hebben wij in vele opzichten een achterstand op de rest van de wereld op het gebied van technologische innovatie, gespecialiseerde productiviteit, kapitaal en kader”, zei Dasai, eraan toevoegend dat Suriname één van de tien landen is die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering.
De bewindsman schetste een beeld hoe moeilijk deze uitdaging is. Suriname heeft traditionele extractieve industrieën zoals houtkap en mijnbouw, die onweerstaanbare mogelijkheden bieden voor het verdienen van inkomsten, maar ze vormen tegelijkertijd een enorme uitdaging voor het milieu. Ook de huidige manier van agrarische productie is achterhaald. Deze activiteiten gaan gepaard met een hoge graad van ontbossing, vervuiling en vergiftiging.
“De wereld staat voor de gezamenlijke uitdaging om een balans te vinden tussen sociaal-economische ontwikkeling en duurzaam beheer van de natuurlijke leefomgeving”
De strijd tegen klimaatverandering vereist ook van Suriname een transitie economie. Het land is als partij bij de klimaatafspraken en -akkoorden, waaruit verplichtingen voortkomen, genoodzaakt over te gaan van een traditionele economie naar een zogeheten ‘Low Carbon Climate Resilient Economy’, kort gezegd een land dat op een duurzame manier gebruikmaakt van zijn natuurlijke hulpbronnen en de uitstoot van onder meer CO2 tot het minimum beperkt. Dit gaat gepaard met nieuwe technologieën, capaciteit en heel wat startkapitaal.
Suriname heeft na het Parijs Akkoord te hebben aanvaard en getekend, in 2017 een grote belofte gedaan aan de wereld. De 93 procent bosbedekking zal worden behouden, als de longen van de aarde. Bij deze natuurlijke rijkdom behoren ook de enorme zoetwaterreserves. Deze belofte legt een enorme verantwoordelijkheid op de schouders van Suriname om een duurzaam en verantwoord milieubeleid te voeren.

ROM kan het niet alleen
De financiële uitdaging voor het uitvoeren van een verantwoord en effectief nationaal milieubeleid laat zich gevoelen omdat het land te maken heeft met een sociaal-economische crisis met inflatie die in 2022 nog 60 procent was. De roep voor verhoogde productie van goederen en diensten als één van de meest fundamentele manieren om uit de crisis te komen, wordt alleen maar groter.
Op de workshop vrijdag heeft een jonge Surinamer geopperd dat de belofte aan de wereld om de 93 procent bosbedekking te behouden mogelijk herzien moet worden. Volgens hem zal een tweesporenbeleid gevolgd moeten worden: de belofte nakomen, maar evenzo denken aan sociaal-economische ontwikkeling door te produceren vanuit een deel van het Surinaamse bos. “Niet alle 93 procent zal behouden moeten blijven, maar een deel daarvan zal gebruikt moeten worden om het land te ontwikkelen.”
Dasai zei dat de visie nog altijd is dat Suriname zich verplicht tot duurzaam beheer en behoud van een gezond en schoon milieu, inclusief vitale ecosystemen, die in balans staat met het sociaal-economische welzijn van huidige en toekomstige generaties. De minister zei zich ervan bewust te zijn dat dit gemakkelijker gezegd is dan gedaan.
Bij ROM wordt alvast aandacht gegeven aan institutionele versterking, bevorderen en consolidatie van partnerschappen, integratie van milieumanagement, wet- en regelgeving, bewustwording en misschien het meest belangrijkste, het mobiliseren van kapitaal. “Kapitaal dat mogelijkerwijs kan komen uit onze kracht en dat zijn onze bossen.”
De bewindsman zei dat zijn ministerie het werk niet alleen kan doen. Er is en moet veel meer worden samengewerkt met het maatschappelijke middenveld, andere ministeries en de private sector. Samen moet worden nagegaan hoe de transitie te maken van een traditionele naar een Low Carbon Climate resilient economie.