
HET SOCIALE PROGRAMMA van Suriname schiet hopeloos tekort. Niet alleen in de soort en hoeveelheid hulp, maar ook de manier waarop die hulp wordt geboden. Dat maakte uitgerekend het Internationaal Monetair Fonds (IMF) recent bekend.
De reactie van de Surinaamse regeringslieden op die constatering kan met recht “apart” worden genoemd. Terwijl minister Stanley Raghoebarsing van Financiën en Planning zich meestal in allerlei bochten wringt om complimenten van het IMF te accentueren, wordt deze kritiek van het fonds eigenlijk fronsend aangehoord.
“In plaats van het ministerie van Sozavo te versterken, werden armoedebestrijdingsprogramma’s ondergebracht op plekken waar die niet thuishoorden”
In het programma ‘Welingelichte kringen’ van Radio ABC gaf president Chandrikapersad Santokhi een zeer zielige vertoning weg. “Er zijn op het kabinet van de minister van Sociale Zaken en Volkshuisvesting (Sozavo) twee kabinetten. Er is een PMU-unit van de IDB daar neergezet en ze communiceren niet met elkaar. Maar er wordt één persoon uitgescholden: ik!” klonk het in woorden van gelijke strekking.
Het staatshoofd leek te zijn vergeten dat hij de manager is van zijn ministersteam en dat hij door het volk wordt betaald om de vinger aan de pols te houden bij alle bewindslieden. Santokhi heeft ook nog een wettelijke voorziening geaccommodeerd die ervoor zorgt dat hij elke woensdag de ministers zelf aanstuurt. Hoe nu dan doen alsof hij er niets mee heeft te maken?
Eén van de problemen noemt het IMF de capaciteit om de programma’s uit te voeren. Met andere woorden: het ontbreekt het ministerie van Sozavo aan kader om wat op papier staat ook werkelijk uit te voeren. Dat probleem wordt vanaf de vorige minister van Financiën en Planning, Armand Achaibersing, geroepen. Maar in plaats van het ministerie te versterken, werden armoedebestrijdingsprogramma’s ondergebracht op plekken waar die niet thuishoorden.
Het kabinet van de president kreeg er zo een unit en er kwam een afdeling Gemeenschapsprojecten bij het ministerie van Financiën en Planning. Waar de criteria om in aanmerking te komen voor hulp bij Sozavo, dat officieel aan armoedebestrijding moet doen, vrij bekend zijn, is dat niet zo bij de andere plekken. Want wie mag wel en wie mag geen projecten indienen of een aanvraag doen bij het kabinet en wie beoordeelt het. Hetzelfde geldt voor de afdeling Gemeenschapsprojecten. Zie daar de non-transparantie waar het IMF het over had.
Armoedebestrijding moet een doel hebben. Waartoe bied je hulp? Hoe lang en welk traject wordt uitgezet om het individu zelfstandig te maken? In enkele Latijns-Amerikaanse landen is gekozen voor de conditional cash transfers. Zwakke gezinnen krijgen geld, maar moeten voldoen aan enkele voorwaarden, zoals werk zoeken en hun kinderen naar school sturen: het zogenoemde Bromki fu Tamara-project.
Het is nog altijd een raadsel waarom de regering niet voor dat programma koos toen ze in 2020 het Herstelprogramma opstelde. Ze koos ervoor de bestaande hulpprogramma’s die als los zand aan elkaar gelinkt zijn voort te zetten. Het lijkt bijna alsof er in het sociale programma dat er nu is geen component is die de mensen aanzet tot zelfstandigheid. Aan de andere kant: zelfstandige burgers hebben de hulp van de staat niet meer nodig en kunnen onafhankelijke en ongebonden besluiten nemen. Dat is de ergste nachtmerrie van menig politicus in Suriname.