
Het lijkt wel een simpel rekensommetje en een propagandaverhaaltje van een toevallige regering. Het verhandelen van carbon credits uit het Surinaamse bos, om daarmee te worden gecompenseerd voor de hoeveelheid koolstof die er in voorkomt. Maar zo gemakkelijk is het niet. Zeker niet in het geval van Suriname waar het verhaal incompleet is. Het is gehuld in een waas van geheimzinnigheid, geen transparantie en een achterstand in met name wetgeving, die vraagt om een behoorlijke inhaalslag, verdieping in de materie en nationale eensgezindheid in een breed gedragen visie.
Tekst Wilfred Leeuwin
Beeld dWT archief/ unesco.nl
Gwendolyn Smith en Vasco van Roosmalen hebben met hun lezing ‘Carbon Credits’ the Business Case’ het publiek meegenomen op een toer die meer inzicht en verduidelijking verschaft over het onderwerp en de internationale handel in carbon credits. Smith, van Surinaamse origine, is een expert van de Verenigde Naties in klimaatverandering en Redd+. Van Roosmalen is oprichter van ‘Reseed’, een particuliere, professionele organisatie van ondernemers, investeerders en technologen die zich bezighoudt met innovatieve ontwikkelingen op het gebied van biodiversiteit en klimaatverandering.
“Het is meer dan er wordt gezegd. Het is geen aangelegenheid van de overheid alleen, maar van elke Surinamer”
Gwendolyn Smith
De goed bezochte lezing vrijdag in het Jacana Amazon Wellness Resort was georganiseerd door Forest93, een nationale campagne van de Green Growth Suriname Foundation. De campagne is vooral erop gericht het publiek bewust en bekend te maken met de vele waarden van de natuur, de noodzaak van wetgeving, het creëren van innovatieve instrumenten voor nieuwe manieren van gegevensverzameling, maar ook in het delen van informatie over de natuur en de vele voordelen ervan.
Voor Smith wordt het “eenzijdige en incomplete verhaal vanuit de Surinaamse autoriteiten” hoe langer hoe meer een zorgpunt. Zij en Van Roosmalen zijn ingegaan op de vrij ingewikkelde processen, de internationale ontwikkelingen, standaarden, vereisten en het gebrek aan kader, die voor Suriname het verhandelen van carbon credits niet eenvoudiger maken dan het klinkt. “Het is een keiharde business”, zegt Smith. Ze benadrukt dat er een speciale unit nodig zal zijn om processen en ontwikkelingen transparant te monitoren.
Vereisten
Er zal een effectieve bewustwording op touw moeten worden gezet die niet alleen spelers binnen de publieke, maar vooral in de private sectoren, onderricht en bewust maakt van hoe deze handel plaatsvindt. Het verbaast beide deskundigen dat waar breeduit wordt gesproken over deze handel en wordt gelonkt naar geld, Suriname nog niet eens een begin heeft gemaakt met dringende vereisten. Ze noemen onder meer inhoud geven aan het eigen nationaal plan hoe carbon credits te verhandelen en te voldoen aan de internationaal vastgestelde eisen en standaarden.
Het Nationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling in Suriname (Nimos) heeft eerder al aangegeven dat de internationale markt vereist dat er een Monitoring, Registration and Verification System (MRV) moet worden opgezet dat het proces coördineert dat Smith en Van Roosmalen beschrijven. Er zal daarnaast een roadmap tot stand moeten komen die de grondenrechten van inheemsen en tribale volken regelt. Ook zal er een zogeheten benefit sharing-mechanisme in het leven moeten worden geroepen. Die zal erop moeten toezien en regelen dat wordt voldaan aan de vereiste dat de inkomsten uit de carbon credit-handel teruggaan naar alle betrokkenen die daaraan hebben bijgedragen.
Vanuit het Nimos wordt bevestigd dat Suriname bij lange na nog geen begin heeft gemaakt met het vaststellen van wettelijke regelgeving, wat ook een vereiste is. Een belangrijk aspect waar streng op wordt gelet is het voorkomen van double counting. Dat is een corruptieve handeling waarbij carbon credits dubbel worden verhandeld. Dit kan alleen met gerichte wetgeving worden tegengegaan.
Smith kan niet genoeg benadrukken dat als Suriname niet voldoet aan deze wettelijke verplichtingen, standaarden en de juiste werking daarvan, het riskeert uit de markt te worden gegooid. “Waar praat men eigenlijk over? Het is meer dan er wordt gezegd. Het is geen aangelegenheid van de overheid alleen, maar van elke Surinamer.”

Uitstoot verminderen
Het verhandelen van carbon credits vindt zijn oorsprong in het in 1992, door de wereldgemeenschap overeengekomen ‘Kyoto-protocol’. Nadat is vastgesteld dat de vervuiling van het klimaat (klimaatverandering), als gevolg van industrialisatie, enorme schadelijke gevolgen zal hebben voor de planeet en de mens, werd aangenomen dat de vervuiler ervoor zal moeten betalen. Grote vervuilers, zoals de Verenigde Staten, waren het daarmee eens, maar waren toch niet van plan hun industrialisatie te verminderen en te zorgen voor minder uitstoot van giftige stoffen in de atmosfeer, waaronder CO2.
Vanaf 1997 ontstond vanuit dat land en andere grote industrieën, zoals China, Europa en grote bedrijven, zoals Shell, een lobby voor aangepaste mechanismen. Om te voldoen aan de verplichting om het doel voor minder uitstoot te halen, werden andere mechanismen, zoals het verhandelen van carbon credits bedacht.
Intussen is nu, na verschillende klimaatconferenties ofwel Conference of the Parties (COP), bereikt dat naast mechanismen landen en bedrijven moeten voldoen aan een percentage uitstoot. In 2015 werd het Akkoord van Parijs gesloten waar is besloten dat de opwarming van de aarde als gevolg van de uitstoot (ook wel emissive genoemd) in 2050 moet zijn verminderd tot ruim onder 2 graden Celsius en zo mogelijk 1,5 graden Celsius.
Carbon credits worden uit 170 sectoren verkregen, waarvan het bos, de energiesector, het toerisme, de landbouw en mijnbouw de belangrijkste zijn. Voor de bosbouw zijn er twee manieren. De ene is het tegengaan van ontbossing. Daar wordt bos, dat in de toekomst zou worden gekapt, behouden. Voor de hoeveelheid koolstof die daardoor wordt behouden, heeft elke ton een prijskaartje met de garantie dat het bos voor een periode van dertig tot honderd jaar onaangetast blijft. Hetzelfde geldt voor de andere manier, namelijk het seculiere bos. Alleen gaat het daar om het planten van bomen om zo het bos te helpen meer carbon of koolstof te produceren.
Carbon mechanisme
Carbon credit is een mechanisme voor de transitie van een hoge intensieve economie (dus veel uitstoot) naar een lagere carbon intensieve economie. Landen en industrieën met een hoge uitstoot krijgen incentives om die uitstoot te verminderen. Omdat het voor de geïndustrialiseerde landen moeilijk is carbon credit belasting toe te passen, is gekozen voor het verhandelen ervan op zowel een gereguleerde als een vrije markt. Het eerste is voor de handel tussen landen, terwijl de vrije markt, die klein in omvang is met een marktwaarde van rond de twee miljard US dollar, is bestemd voor particuliere bedrijven en personen. In beide gevallen worden carbon projecten opgezet en in ze geïnvesteerd.
Op basis van regelgeving wordt vastgesteld dat land, bedrijf of industrie maar een bepaald percentage mag uitstoten. Dit geldt ook voor de hele industrie of sector. Sommige bedrijven kunnen het verlagen van de uitstoot gemakkelijker realiseren dan andere. Zij die veel minder of hoger dan het gestelde percentage uitstoten, kunnen op de markt de credits opkopen. Hiervoor krijgen zij incentives die bijdragen aan hun inkomen. In Brazilië is dat in de cacao-industrie wel 30 tot 60 procent.
“De financiering, of noem het maar compensatie, is niet voor het bos maar voor de mensen die er wonen en werken”
Vasco van Roosmalen
Benefit Sharing
Het niet transparant zijn over deze handel door de autoriteiten en de manier waarop over de inkomsten wordt gesproken, doet het vermoeden ontstaan dat een verkeerd beeld wordt geschapen over de te ontvangen gelden of inkomsten. In en met het vereiste monitoringssysteem worden zowel bij de overheid als de private sector de actoren die bijdragen aan het verkrijgen van carbon credits nauwgezet in kaart gebracht. Van Roosmalen legt uit dat dat zeker niet alleen de centrale overheid is, maar meer nog boeren, landbouwers, inheemsen en tribale volkeren, bedrijven en investeerders. Daarnaast gemeenschappen die langs de kust wonen en groepen mensen die minder capaciteit hebben zich aan te passen aan klimaatverandering.
In een regulier systeem zal de overheid ervoor moeten zorgen dat voor het verdiende geld een verdeelsleutel wordt gehanteerd, waarbij geld terug vloeit naar deze actoren. “Ieders rol moet in dat systeem worden gedefinieerd. Op de vrije markt is het gebruik dat 50 procent van het bruto aan verhandelde carbon direct terug gaat naar de boeren, terwijl 30 procent ook hen ten goede komt, maar dan in de vorm van technische assistentie.”
Het terugvloeien van geld uit de handel naar de actoren heeft er alles mee te maken dat het systeem in stand wordt gehouden. De vraag naar carbon credits is zo groot dat wat beschikbaar is niet genoeg is om te voorzien in de vraag. Landen en bedrijven hebben hun doel gezet om tussen 2025 en 2030 minder uit te stoten. Om dat doel te bereiken zijn er niet genoeg carbon credits. Dit komt omdat bedrijven en landen meer nodig hebben tegen de gestelde periode dan er nu projecten zijn om ze te creëren.
In hun lezing zijn beide deskundigen ingegaan op andere strenge vereisten die in deze internationale markt bepalend zijn. Zo zijn gebruik van land en van kwik in de mijnbouw en goudindustrie belangrijke meetindicatoren om te kunnen participeren in deze internationale handel.
Geen tegenstelling
Volgens van Roosmalen kan niet worden gesproken over een tegenstelling tussen economische ontwikkeling en het verhandelen van carbon credits. “Het is geen eenzijdig verhaal van zij die ze nodig hebben of omgekeerd. Er is een groter en breder context hieraan verbonden. Het is een markt van vraag en aanbod en een marktmechanisme om landen en industrieën te helpen te transformeren naar een lagere uitstoot, omdat sommige ontwikkelingen niet meer kunnen op de manier zoals het altijd gebeurde. Ook voor landen als Suriname geldt dat”, aldus van Roosmalen.
Hij vervolgt: “De kosten van klimaatverandering zijn veel te hoog en worden steeds meer, waardoor bijvoorbeeld in de landbouw de producten duurder worden en de consument ze niet meer kan betalen. Al die kosten komen af op ieder mens. Daarom hebben we mechanismen nodig om ons daarop voor te bereiden en minder uit te stoten. Het is beter het te doen op een manier als deze, omdat we uiteindelijk allemaal de kosten gaan betalen.”
Hij zegt dat het probleem is met mensen, maar ook de oplossing is met mensen. “Het bos staat er of niet, maar we helpen elkaar om op een andere manier ermee om te gaan. De financiering, of noem het maar compensatie, is niet voor het bos maar voor de mensen die er wonen en werken en die uiteindelijk gaan besluiten of het bos blijft staan of niet.”