
Er is weinig bekend over de belangrijke bijdrage die grote Afro-Surinaamse zonen en dochters hebben geleverd aan de opbouw van Suriname. Het zijn mannen en vrouwen die direct of indirect hebben gewerkt aan de vorming van de Surinaamse identiteit in eigen land of daar buiten. De namen en de verhalen die erachter schuilen, de kracht, vernieuwend en baanbrekend werk en durf om tegen de stroom in te gaan, zijn vaak niet bekend. Maar ook dat is een deel van de Surinaamse geschiedenis. Er is maandag een congres gehouden als aanzet voor het beter documenteren van de bijzondere bijdragen van hen bij de vorming van eenieder.
Tekst en beeld Tascha Aveloo
Johan Roozer, voorzitter van het Nationaal Comité Herdenking Afschaffing Slavernij, zegt dat er veel is geschreven over deze markante personen, “maar niet voldoende en niet op een manier waarvan we kunnen zeggen dat het direct voor de hand ligt als we het zouden willen gebruiken”. Zijn organisatie heeft maandag een congres gehouden waarbij kort, maar indringend is stilgestaan bij de verhalen van Afro-Surinamers vanuit diverse maatschappelijke lagen, zoals muziek, theater, politiek, onderwijs en entrepreneurschap. De activiteit stond in het teken van 160 jaar afschaffing van de slavernij.
“Mensen die bekend zijn met de marroncultuur weten dat dit zeer gedurfd is, omdat je niet gemakkelijk over de dood praat in het binnenland”
Franklin Jabini
Roozer: “Er zou kritisch moeten worden gekeken hoe mensen zijn neergezet in documentatie vanaf de slavernijperiode. En hoe we hen kunnen bekendmaken als personen die als voorbeeld mogen worden gesteld voor jonge mensen in Suriname.”
Hij verwees naar een project waaraan hij heeft mogen meewerken in Stibula over opvoeding en identiteit en waar scholen bij betrokken waren. Daar merkte hij dat er een heel grote leemte is in de basiskennis over de geschiedenis.
Andere aanpak
Een goede gelegenheid om toch de kennis aan jongeren over te dragen zou zijn geweest om het congres niet op een maandagmorgen vroeg te houden in het IGSR bij de Anton de Kom Universiteit, maar op een makkelijker te bereiken en laagdrempelige locatie. Er kwamen nauwelijks zestig mensen, voornamelijk ouder dan vijftig jaar.
De live-uitzending van het event door de Communicatiedienst Suriname heeft ook niet veel zoden aan de dijk gelegd. Roozer gaf toe dat een meer neutrale plaats en scholieren nadrukkelijk uitnodigen via de school meer effect zou hebben gehad. Nu hebben slechts ‘ouderen’ die aanwezig waren de interessante en indrukwekkende informatie meegekregen. Alle inleiders onderbouwden hun spreekbeurt met beeldmateriaal, wat de informatie versterkte.
Onderscheiding
Mavis Noordwijk ging als muziekpedagoog en vocalist voornamelijk in op mensen die bijzonder hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de Surinaamse muziek. Ze noemde onder anderen Florence Doesburg, een vocalist en pianolerares die met haar sopraanstem jaren in een kwartet in het Cultureel Centrum Suriname furore heeft gemaakt. Elisabeth Burke, een stijlvolle flamboyante persoonlijkheid, was vocalist die op heel hoge leeftijd deelnam aan concerten.
Stanley Noordpool en violist John Helstone (zijn grootoom was de legendarische componist Johannes Helstone) blijken ooit de Prix d’Excellence te hebben gekregen van het conservatorium waar ze hebben gestudeerd. “Deze prijs krijg je alleen als je uitzonderlijk goed bent en wordt eens in de zoveel jaar toegekend aan iemand die moet zijn voorgedragen daarvoor”, verduidelijkte Noordwijk.
Gitarist en gitaarbouwer Ronald Bruinings speelde wat op een gitaar die door een leerlinge van hem is gemaakt en vertelde over de houtsoorten die worden gebruikt bij het bouwen van zo een instrument.
Gravenberch
Graficus Luciën Karg noemde zichzelf ook wel onderzoeker en amateurhistoricus vanwege zijn passie om onderzoek te doen naar bijzondere mensen. Hij gaf in 2015 een kalender met historische info en illustraties en vervolgens bracht hij na ommekomst van dat jaar een verjaardagskalender uit met historische bijzonderheden. Nu doet hij onderzoek voor een boek over de herkomst van Surinaamse straatnamen.
Hij begon zijn inleiding met te vertellen dat er in archieven in de Verenigde Staten – voornamelijk in New York waar hij studeerde – veel informatie is over Surinamers. Ook Karg had een enorme veelheid van indrukwekkende verhalen, zoals die van Adolf Gravenberch, in slavernij geboren en die zich in 1847 vrij kocht. Er is een straat naar hem vernoemd. Hij werd zonder examen te doen ‘heelmeester’ oftewel arts en in 1855 door Koning Willem III benoemd tot stedelijk heelmeester en was bekend als een kundig chirurg.
“Er zou kritisch moeten worden gekeken hoe mensen zijn neergezet in documentatie vanaf de slavernijperiode”
Johan Roozer
Karg stond ook stil bij Jan Ernst Matzeliger, geboren in Suriname, maar die wonend in de VS de uitvinder was van de geautomatiseerde ‘Schoenzwikmachine’. “Daar vermelden ze netjes dat hij in Paramaribo, Suriname is geboren.” De inleider noemde ook de wereldberoemde actrice Diane Sinclair, die in Paramaribo werd geboren als Henrietta Flu.
Terug naar Suriname
Inleider Chas Warning belichtte de rol van enkele Surinamers in Nederland: Marcel en Ed Pengel en Hein Merz, drie personen die hij daar als vijftienjarige jongen heeft leren kennen. Ze waren sociaal-maatschappelijke activisten. Merz was betrokken bij ‘the street corner work’ en was een eerste opvang voor jongeren die ontspoord dreigden weg te raken en van wie sommige in de drugswereld terecht kwamen. In de beginjaren zeventig verzorgden de door hem genoemde personen politieke scholing waarin de hoofdboodschap was ‘keer terug naar je land om te helpen bij de opbouw’. Warning vertelde veel over het leed, de armoede, de heroïne crisis en racisme die hij en veel andere Surinamers meemaakten in Nederland, maar ook de ontwikkeling die er kwam door zij die niet opgaven.
Een openbaring was het verhaal over Armand Seinpaal die nu heet ‘Marie Jenny Waller’. “Voor velen van u, is het de zwerver die u ziet in Paramaribo, in vrouwenkleding. Hij is niet gek. Hij wil slechts worden erkend als vrouw. Hij heeft formeel een geslachtschirurgie ondergaan van man naar vrouw.”
Warning vertelde dat Waller één van de eerste Surinamers was die adviseur was van de stad Amsterdam eindjaren zestig. Hij werkte bij het Wijk Opbouw orgaan in de Bijlmer en was aangesteld door het ministerie van Sociale Zaken in Amsterdam. Hij heeft met Astrid Vrede gezorgd voor de opvang van de eerste groep Surinaamse jongeren.
Marroncultuur
Franklin Jabini, die ook een inleiding hield, had het moeilijk, omdat daags vóór de presentatie zijn oudere broer Pernard, eigenaar van het uitvaartbedrijf Gholias, overleed. “Hij was ondernemer en mensen die bekend zijn met de marroncultuur weten dat dit zeer gedurfd is, omdat je niet gemakkelijk over de dood praat in het binnenland. En ook geen lijkkisten klaarzet, want efu yu du dati dan yu e kari dede.” Zijn broer heeft enorm moeten vechten tegen de heersende cultuur en de gevestigde orde om zijn plaats te verwerven als begrafenisondernemer.
Jabini stond stil bij verhalen van helden als Yaaya Dande en Maa Kato, maar besteedde ook aandacht aan de onderwijshervorming van de toenmalige minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, Ronald Venetiaan. Die hervorming was uitgezet door een denktank van Saamaka-academici bestaande uit Stanley Rensch, Hesdy Rathling, Rob Vrede en Eddy Jozefzoon.
Maar de hoofdmoot van Jabini’s inleiding ging over onderwijzer, predikant en musicus Daniel Yveraar, over wie hij een boek heeft geschreven. Yveraar slaagde in 1876 voor het vierderangs onderwijzersexamen, maar was in tegenstelling tot andere marrononderwijzers actief in heel Suriname.
Eén van de mooiste anekdotes over hem was dat hij een groot koor had waarmee hij in Paramaribo wilde optreden. “Maar de zendelingen vonden dat hij niet moest komen ‘want deze mensen uit het binnenland zullen ze schande geven met hun koor’. Ze stuurden zelfs iemand om hem alsnog te stoppen.”
Maar Yveraar liet zich niet ontmoedigen. Aangekomen in de stad, gaf het koor een wervelend concert. De zang was van buitengewoon goede kwaliteit, waarbij het koor onder meer het heel moeilijke ‘Halleluja’ van componist Händel zong. De gouverneur die er toen bij was, nodigde het gezelschap uit om ook voor hem te zingen.